Hiervoor is al veel gesproken over licht. Dat is logisch, want fotografie betekent niet voor niets "schrijven met licht." Het belangrijkste in fotografie, als het gaat om licht, is het meten van de hoeveelheid licht die beschikbaar is. Daar gaat deze tip dan ook over; lichtmeting. spiegelreflexcamera`s kunnen met behulp van verschillende methodes licht meten. De meetmethodes dienen eigenlijk als belangrijkste doel dat je een punt kiest dat als uitgangspunt gebruikt wordt voor de lichtmeting. Oftewel, wat wil je optimaal belicht hebben. Vooral wanneer er in het beeld dat je wilt fotograferen grote verschillen zijn tussen licht en donker wordt het kiezen van de juiste methode belangrijk. Met het kiezen van de methode en het punt waarop je meet, bepaal je in principe welke delen van het beeld optimaal belicht moeten worden, zodat ze het juiste detail weergeven. Een voorbeeld waarmee het handig uit te leggen is, is de foto van het dampende paard;
Als de lichtmeting op op het zwarte paard zou zijn gedaan en er zou gekozen zijn de camera zelf de belichting te laten bepalen (sluitertijd en diafragma) dan zou er van het paard heel veel detail te zien zijn geweest. Dit was juist niet de bedoeling, het streven was een silhouette te laten zien, dus is de lichtmeting niet gedaan op het zwarte paard, of de donkere staldeuren, maar meer op een deel van de foto achterin de stal, waar meer licht was. Dat is op hoofdlijn de essentie van het lichtmeten. Hierna zullen de verschillende methodes besproken worden.
Meervlaksmeting
De meervlaksmeting (patroon) gebruikt bij het bepalen van de optimale belichting eigenlijk het hele beeld. Het beeld is opgedeeld in vakken (rasters) en de camera vergelijkt de verschillen tussen de vlakken onderling. Daarnaast kijkt het naar de positie van het onderwerp en hoe het licht in de camera valt. Op basis daarvan berekent het de optimale belichting. De camera herkent dan soms al dat het bijvoorbeeld een landschapsfoto is met ondergaande zon (door de positie van de horizon en de lichte bovenkant en donkere onderkant) en zal de belichting daar op aanpassen, zodat er geen overbelichting plaatsvindt en de voorgrond wat detail laat zien. De meervlaksmeting gebruik ik eigenlijk als ik een foto maak van een beeld waarbij er op veel plaatsen in de foto grote verschillen zijn tussen licht en donker en ik eigenlijk al de donkere delen detail wil geven en het licht niet wil overbelichten. De onderstaande foto is een goed voorbeeld van de meervlaksmethode.
De meervlaksmeting is een goed uitgangspunt om als standaard aan te houden en de camera heeft het vaak bij het juiste eind. Wel altijd zelf op blijven letten natuurlijk! De camera weet niet precies wat je ziet, dus het kan zijn dat de belichting net niet goed staat.<
Deze methode van meten kijkt ook naar het hele beeld, maar in de berekening van de optimale belichting telt het centrum van de foto voor 60-80% mee en de rest maar voor 40-20%. Hieruit kan meteen al afgeleid worden dat met deze belichtingsmethode er eigenlijk voor gekozen wordt om het centrum van de foto optimaal te belichten, waarbij je wilt voorkomen dat de buitenranden onder of overbelicht raken. Dit zou bijvoorbeeld een methode kunnen zijn om nachtfotografie te doen van belichte gebouwen. Zie het voorbeeld hieronder.
In dit voorbeeld zijn de randen wél erg donker geworden, maar er zit nog wel detail in. Let op de wegvliegende uil linksboven!
Deze methode hoeft niet op iedere camera aanwezig te zijn! De spotmeting is eigenlijk de lichtmeting die toegepast wordt als de omstandigheden erg lastig zijn. Spotmeting gebruikt eigenlijk maar een heel klein deel van het beeld (2-3%) om de optimale belichting op af te stemmen. Het is gelijk ook de lastigste methode, omdat het wel de nodige kennis en ervaring vereist. Het is belangrijk goed in te kunnen schatten hoe het licht in de camera binnenkomt. Het is verstandig de tijd nemen om een vlak te kiezen dat de juiste lichttoon heeft en daar de lichtmeting op te doen. Daarna is het belangrijk te controleren of het nodig is om onder of over te belichten. Dat betekent dat er tijd nodig is om in te stellen, te controleren en aan te passen. Eigenlijk zou de spotmeting de ideale lichtmeting zijn voor de silhouette foto van het dampende paard. Vele wegen leiden echter naar Rome! De foto van het dampende paard is in de "M" mode gemaakt, en dus handmatig aangepast, terwijl met de spotmeting waarschijnlijk al heel snel het gewenste resultaat zou zijn behaald in een automatische stand. In het geval van portreftfotografie is de spotmeting een hele geschikte keuze, hiermee kan heel heel genuanceerd gewerkt worden.
De partial metering doet in principe hetzelfde als de spotmeting, maar gebruikt een groter vlak, en de omliggende vlakken wegen dus ook zwaarder mee dan bij de spotmeting. Partial metering gebruikt ongeveer 9% van het beeld, rond het centrum.
Als je zelf goed wilt kunnen zien wat lichtmeting doet met je foto, zou je een testopstelling kunnen maken;
- Zet de camera op het statief en richt op een vast onderwerp
- Bepaal de diafragmawaarde en gebruik die voor alle volgende foto`s
- Laat de camera de sluitertijd bepalen (dus kies de Av stand op je camera)
- Gebruik dezelfde ISO waarde voor alle volgende foto's
- Maak steeds een foto met een andere methode, begin bij spot, dan partial, center weighted en meervlaks
- Bekijk de resultaten!
Succes met het oefenen in het gebruik van de verschillende meetmethodes.